HOE HET BEGON

 

MEELMOLENAAR IN EGMOND AAN DEN HOEF

 

Cornelis de Winter woont in Egmond aan den Hoef en heeft begin 1727 met de eigenaar van de Egmondse meelmolen, Jan Cornelisz., afgesproken dat hij de molen voor een periode van twee jaar huurt; de huur gaat in op 1 mei 1727. Op genoemde datum blijkt dat Jan Cornelisz. de molen niet wil uitruimen voor Cornelis de Winter. Cornelis laat het er niet bij zitten en laat voor de notaris een verklaring afleggen door twee getuigen die aanwezig waren bij het gesprek ten huize van meelmolenaar Jan Cornelisz. Op de vraag van Cornelis de Winter waarom hij nu de meelmolen niet wilde uitruimen had hij geantwoord: "gij sult noijt op de molen komen om dat U moeder mij heeft uijtgescholden voor een grote schrock (schorck? = schurk) en dat gij in 't gemaakte briefje in plaats van guldens - stuijvers hebt gestelt". De naam van de moeder van Cornelis wordt in deze akte helaas niet genoemd. Wel blijkt dat kort daarop de meelmolen door Jan Cornelisz. wordt verkocht aan Claas Paulus Eenhoorn, woonachtig in Wormerveer. We mogen aannemen dat Cornelis dan volgens zijn eerder gesloten huurcontract de molen huurt, want als het huurcontract na twee jaar afloopt, wordt in februari 1729 de molen met het huis en het erf dat erbij hoort, gekocht door Dirk Weijtmuijs ten behoeve van zijn schoonzoon Cornelis de Winter, die in dezelfde maand trouwt met Dirks dochter Cornelia Weijtmuijs. De vorige eigenaar Claas Paulus Eenhoorn woont bij die verkoop nog steeds in Wormerveer.

 

 

Dirk Weijtmuijs blijkt niet onbemiddeld te zijn; hij is herbergier bij de Friese poort in Alkmaar. Na het overlijden van Dirk Weijtmuijs wordt de Egmondse molen, het huis en erf in 1743 verkocht door zijn erfgenamen aan meelmolenaar Jan van Rooyen. Cornelis de Winter is dus van 1727 tot eind 1743 meelmolenaar op de molen geweest. Enkele maanden later koopt hij op 5 oktober 1743 voor 700 gulden een huis en barg met het erf. Dit huis staat schuin tegenover de meelmolen aan de westzijde van de Schoolsteeg en aan de noordkant van de Schulpvaart. Na zijn overlijden en dat van zijn vrouw wordt het huis geërfd door zijn zoon Jan; diens erfgenamen verkopen het geheel in 1810.

 

Bovenstaand fragment is afkomstig uit het 25e Jaarboekje van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum uit 2002.   ISSN: 0929-9130