MIJN SCHOOLTIJD
Toen ik op mijn zesde jaar leerplichtig werd moest ik naar de RK Lagere School aan de Voorstraat. (In 1983 werd deze afgebroken om plaats te maken voor een woonwijk, de Neeltje Snijdershof). Het onderwijs aan deze school werd verzorgd door zusters Franciscanessen, die gehuisvest waren in MARIS STELLA. Daarvóór was ik al eens naar de kleuterschool geweest, maar gezien de korte tijd dat ik daar verbleef was dat waarschijnlijk geen al te groot succes.
Op de “Grote School”was dat echter anders. Ik leerde vrij gemakkelijk en vanaf het begin tot het eind stond ik bekend als de beste leerling van de klas. Het laatste jaar dat ik daar op school ging was tevens het eerste jaar dat er een onderwijzer als leerkracht aanwezig was. Dat was meester Heynis, die later vele jaren lang hoofdonderwijzer was. Hij adviseerde mijn ouders om mij na de lagere school naar de MULO in Beverwijk te laten gaan. Voor die tijd was dat iets bijzonders en zeker in onze familie was zoiets nog nooit voorgekomen. De meeste kinderen bleven tot hun 14-de jaar op de lagere school. Daarna waren zij niet meer leerplichtig en gingen dus werk zoeken. Degenen die wel verder studeerden gingen in de regel naar de ambachtschool (jongens) of naar de huishoudschool (meisjes).
Deze bestemming zou ook voor mij zijn weggelegd. Maar omdat intussen Wereldoorlog II was uitgebroken en Nederland door de Duitsers bezet was,zagen mijn ouders de toekomst niet meer zo duidelijk zitten. Bovendien vonden zij het toch wel een eer dat een van hun kinderen in staat werd gesteld om verder te studeren. Zij stemden dus in met het advies van meester Heynis en ik ging samen met nog een klasgenoot naar de MULO. Deze studie kostte mij belangrijk meer inspanning dan op de lagere school. De omstandigheden waren ook vaak moeilijk. Tijdens mijn verblijf op de MULO werden de meeste inwoners van Wijk aan Zee en dus ook wij, één of meerdere keren geëvacueerd.
De school was gevestigd aan de Arendsweg in Beverwijk. In tegenstelling tot de meeste andere MULO's werden in de eerste drie jaar alle leerlingen opgeleid voor het A-diploma. Ofschoon het lesprogramma van de lagere school in sommige vakken niet goed aansloot op dat van de MULO slaagde ik na drie jaar in mei 1944 toch voor het eindexamen MULO-A
Diegenen die MULO-B wilden doen konden na het behalen van het A-diploma nog een jaar langer blijven. In dat vierde jaar werd dan les gegeven in natuur-, schei-, en wiskunde, waarne het eindexamen MULO-B volgde. Omdat onder normale omstandigheden de beschikbare tijd voor de B-vakken wel heel erg ruim was werd de overblijvende tijd gevuld met lessen voor het Middenstandsdiploma, steno en typen.
In juni 1944 vond echter in Normandië de lang verwachte invasie plaats van de geallieerde troepen. Deze gebeurtenis werd in de daarop volgende winter van grote invloed op het dagelijks leven. Dat begon al met "Dolle Dinsdag" in september 1944. Het nieuwe schooljaar was net begonnen. Er kwam een geruchtenstroom op gang waarin verteld werd dat de geallieerde troepen binnen enkele weken de IJmond zouden bereiken. Dit had tot gevolg dat veel pro-Duits gezinde personen het hazenpad kozen om niet het slachtoffer te worden van de zogenaamde bijltjesdag. Op die dag zou namelijk afgerekend worden met "foute Nederlanders". Prompt kwam hier bovenop het bevel van de Duitse bezetters om heel Velsen-Noord, waar wij sinds de laatste evacuatie woonden, op staande voet te ontruimen. Na enkele hectische dagen vonden wij onderdak in de Hoflanderweg in Beverwijk.
Deze gebeurtenissen brachten de hele omgeving in rep en roer en van schoolbezoek was natuurlijk al helemaal geen sprake. Pas enkele weken later kregen wij te horen dat de scholen weer begonnen waren. Niet lang daarna stopte de aanvoer van voedsel omdat het spoorweg personeel in staking was gegaan. Er kwamen centrale gaarkeukens waar tegen een kleine vergoeding eenvoudige maaltijden konden worden afgehaald. Naarmate de tijd verstreek werden deze maaltijden echter steeds kleiner en slechter van kwaliteit. Uiteindelijk was het niet meer dan een beetje waterige koolsoep. Dit was het begin van de beruchte hongerwinter.
Het lesprogramma op de scholen werd zo goed mogelijk voortgezet. De klas waarin ik zat bestond uit 16- en 17-jarige jongens die het risico liepen om naar Duitsland te worden getransporteerd om daar te werken. Om te voorkomen dat wij op school verrast zouden worden door een onverwachte razzia werden voor onze klas in het geheim alarmoefeningen gehouden. Wij moesten dan na een belsignaal zo snel en zo stil mogelijk de klas verlaten en via een laddertje in één van de toiletten ons verschuilen op de zolder van de school. Gelukkig is er nooit een Duitse inval gekomen.
Na enige tijd werd de meisjes-MULO aan de Galgenweg in beslag genomen door de Duitsers. Deze leerlingen kwamen toen bij ons op school, maar omdat daar eigenlijk geen ruimte voor was moesten beide groepen genoegen nemen met halve schooldagen; 's morgens de jongens en 's middags de meisjes.
De tijd voor de examens viel ongeveer gelijk met de bevrijding. Van een landelijk examen zoals dat normaal gebeurde kon echter geen sprake zijn. In plaats daarvan werden de examens op de scholen zelf gehouden. Gezien mijn aanleg voor wis- en natuurkunde had ik daar geen enkel probleem mee. Door de vele lesonderbrekingen heb ik van de zogenaamde bijvakken alleen nog examen gedaan voor typen. Voor het Middenstandsdiploma en steno had ik te weinig les gehad.