MIJN EERSTE HONGERTOCHT

 

Tijdens de winter 1944/1945 heerste ook in de IJmond hongersnood. Iedere dag maakten veel mensen uit deze streek met fietsen, karren en zelfs kinderwagens lange tochten van soms meerdere dagen door West-Friesland om te proberen ergens aardappelen te kopen. De daar wonende landbouwers hielpen aanvankelijk zoveel zij konden, maar ook hun voorraden slonken snel. Bovendien kregen sommigen van hen te maken met diefstal of ander crimineel gedrag van de bezoekers. Ook het vrijwel waardeloze oorlogsgeld speelde een rol. Daarom wilden veel boeren later alleen maar aardappelen ruilen tegen voor hen bruikbare materialen zoals lakens, kleding of brandstof. Omdat wij dank zij Hoogovens in het bezit waren gekomen van wat cokes, wilden wij proberen dit te ruilen voor aardappels. Tenslotte konden wij de kachel ook wel stoken met hout.

Zo togen wij, mijn broer Piet en ik, samen met onze neef Leo, op weg. Ieder met een zak cokes achter op de fiets.

Via Uitgeest kwamen wij in Akersloot, waar wij met een kabelpont het Noordhollands-kanaal zouden oversteken. Op korte afstand van de pont lag een schip gemeerd aan de wal. Toen wij ongeveer het midden van het kanaal bereikt hadden, hoorden wij het geluid van een vliegtuig. Het kwam snel naderbij en bleek afkomstig te zijn van een Engelse Jager. Terwijl hij over ons heen vloog begon hij te schieten op het afgemeerde schip. Nadat hij dat gepasseerd was, keerde hij om en schoot weer op hetzelfde schip. Zo vloog hij enkele keren heen en weer. Natuurlijk waren wij doodsbenauwd dat wij geraakt zouden worden. De pont had inmiddels de overkant bereikt en wij renden er zo snel mogelijk van af om dekking te zoeken achter de wal van het kanaal. Toen de jager vertrok zagen wij verschillende kogelgaten in de zijwand van het schip. Vermoedelijk was de lading bestemd voor het Duitse leger. Wij vertrokken echter zo snel wij konden.

Bij Sint Pancras, even voorbij Alkmaar, vonden wij een boerderij waar men bereid was 1 zak aardappelen te ruilen voor 1 zak cokes. Omdat ik de jongste was vonden mijn broer en neef dat ik dat maar moest doen. Zodoende keerde ik in mijn eentje terug met de zak aardappelen. Zij gingen met zijn tweeën door om verder hun geluk te beproeven