Gasaansluiting.
In het begin van de 20e eeuw beschikte vrijwel iedere plaats van enige omvang (dus niet Wijk aan Zee !) over een eigen gasfabriek. Hierin werd "stadsgas” geproduceerd uit steenkool en via een leidingnet verspreid door de hele gemeente. Het aardgas, waarop in latere jaren het hele land werd aangesloten werd pas in 1960 ontdekt bij het Groningse Slochteren. Na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) waren al veel huizen aangesloten op het Gemeentelijk gasnet.
Op de plaats waar de gasleiding het huis binnen kwam stond evenals nu een gasmeter. Deze liet alleen gas door wanneer er z.g. gasmunten ingestopt waren. Op die manier werd het te gebruiken gas vooruit betaald. De gasmunten waren te koop o.a. bij de kruidenier. Wanneer de in de meter gestopte munten verbruikt waren, stopte de gastoevoer. Aangezien het gas vrijwel uitsluitend gebruikt werd om eten te koken, kon het gebeuren dat tijdens het koken het gas plotseling uitging. Wanneer er dan geen gasmunten meer in huis waren moesten deze snel gekocht of bij de buren geleend worden.
Later kwamen er andere gasmeters waar dubbeltjes of kwartjes in gestopt konden worden in plaats van gasmunten. Gasmeters, waarbij het gebruikte gas achteraf werd betaald na het opnemen van de meterstand, werden pas na de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) ingevoerd.
Na de ontdekking en exploitatie van een grote aardgasbel bij Slochteren in Groningen in 1960, werd aardgas massaal gebruikt voor centrale verwarming in de woningen.