WILHELMUS DE WINTER EN GEERTRUIDA DUIN

 

Willem verloor zijn vader toen hij bijna 1 jaar oud was. Zijn moeder, Mantje Klaassen, bleef achter met acht kinderen, varierend in leeftijd van 1 tot 16 jaar. Dat moet in die tijd van grote armoede een zware opgave zijn geweest. Als kind hielp Willem af en toe in de bakkerij van Bickhof in de Zwaanstraat. Om het deeg voor roggebrood klaar te maken werden de ingrediënten in een houten trog gedaan. Willem moest dan op zijn blote voeten de trog in om het deeg te kneden. Wanneer hij met een lege maag naar school werd gestuurd liep hij langs de bakkerij. Voor het open raam stond dan een beker geitenmelk en wat brood voor hem klaar.

Openbare school in de Relweg ca. 1905. Willem staat rechts voor de deur.

Al op zeer jonge leeftijd hielp hij mee de gezinsinkomsten te vergroten. Opgenomen in een ploeg volwassen arbeiders kon hij af en toe met zwaar spitwerk enkele centen verdienen. Zijn viereneenhalf jaar oudere broer was toen al overboord van een vissersboot geslagen en verdronken.

 

Tijdens de Eerste Wereldoorlog van 1914 tot 1918 was hij ongeveer 3 jaar als soldaat in militaire dienst.

 

In 1917 trouwde hij met Geertruida Duin, een dorpsgenote die hij al sinds zijn jeugd gekend moet hebben. Hij kwam als grondwerker in dienst van de Amsterdamse Ballast Maatschappij, waar hij met korte onderbrekingen van werkeloosheid meer dan 40 jaar werkte. De laatste circa 20 jaar als voorman van een ploeg arbeiders die spoorlijnen aanlegde op het terrein van de Hoogovens in IJmuiden. Ook aan de bouw van de Velsertunnel heeft hij enige jaren meegewerkt.

Ondanks het karige loon dat hij verdiende, vooral tijdens de crisisjaren van 1929 tot 1939, was het gezin van Willem en Guurt toch redelijk gelukkig. Zij hadden enkele kippen die voor verse eieren zorgden, en één of twee geiten die de melkvoorraad aanvulden. Aardappelen en groenten werden zelf geteeld in zulke grote hoeveelheden dat soms het overschot in de buurt werd verkocht.

 

In de zomermaanden woonde het hele gezin in een klein zomerhuisje en een schuur achter het woonhuis. De woning zelf werd dan gemeubileerd verhuurd aan badgasten; welgestelde burgers, meestal uit Amsterdam. De inkomsten hieruit werden gebruikt voor de aanschaf van kleding en de wintervoorraad brandstof. Hierdoor konden zij zich ook zelfs de weelde veroorloven van een grammofoon en een radio, welke in die tijd in opkomst was.

 

De kinderen van Willem en Guurt verlieten één voor één het ouderlijk huis om zelf een gezin te stichten.

In 1961 kreeg Willem een Koninklijke onderscheiding wegens 40-jarig dienstverband bij de Amsterdamse Ballast Maatschappij. Hij was toen al gepensioneerd en reeds enkele jaren thuis omdat hij last van één van zijn benen kreeg waardoor hij niet meer zo goed kon lopen.

In oktober 1964 ruilden zij hun huis aan de van Oldenborghweg met hun dochter en schoonzoon Co en Jaap Scholten. Zij kwamen toen te wonen aan het Boothuisplein, een kleiner huisje dat voorheen had toebehoord aan Kees, een broer van Willem.

 

Op 30 oktober 1967 vierden Willem en Guurt hun gouden huwelijksfeest . Het werd een groot en gezellig familiefeest in Hotel Sonnevanck. Onder de vele belangstellenden die het paar kwamen gelukwensen was onder anderen burgemeester Bruinsma van Beverwijk.

Zij bleven wonen aan het Boothuisplein tot aan de vrij plotselinge dood (logontsteking) van Willem op 21-1-1972. Een ongehuwde broer van Guurt, Bart Duin, was kort daarvoor op 5-5-1971 ook overleden.

De alleen achterblijvende moeder Guurt ging daarna in het zomerhuis bij Co en Jaap Scholten wonen. Zij kon de klap van het overlijden van Willem echter niet verwerken en overleed anderhalf jaar later op 26 juni 1973.