TIJDENS DE TWEEDE WERELDOORLOG
Een dieptepunt ontstond tijdens de WO II. Toen Nederland van 10 tot 15 mei 1940 door het Duitse leger onder de voet gelopen werd was hun oudste zoon Piet als soldaat gelegerd op Texel. Gelukkig vonden daar toen nauwelijks gevechtshandelingen plaats, zodat hij na enkele maanden krijgsgevangenschap weer veilig en ongedeerd thuis kwam. Het jongste kind, Theo, was toen pas twee jaar oud.
Daarna braken er moeilijke tijden aan. Door de Duitse bezetters werd de vrijheid steeds verder beknot. Het duinterrein werd verboden gebied en evenals de volkstuinen veranderd in mijnenvelden. Vissen op het strand en de pier werd eveneens verboden. Bovendien konden alle levensbehoeften zoals kleding en voedsel alleen gekocht worden met inlevering van distributiebonnen. De winkelvoorraden waren echter zo klein dat er vaak niet geleverd kon worden.
Op 27 november 1942 moesten Willem en Guurt met hun kinderen, evenals een groot deel van de overige Wijk aan Zeeërs, evacueren. Dit hield in dat zij gedwongen werden hun woonplaats te verlaten. Enkele dagen daarvoor werd het bevel via de gemeente Beverwijk ontvangen.
In de Rijvordtlaan in Beverwijk werd een nieuwe woning beschikbaar gesteld. Met paard en wagen werd de meest noodzakelijke huisraad vervoerd. Wat daar niet op paste moest achterblijven. Dit was een harde klap voor alle sclachtoffers. Toen op 11 augustus de mogelijkheid zich voordeed om op eigen risico terug te keren aarzelde Willem geen ogenblik. Op dezelfde manier als de heenreis werd de terugtocht aanvaard.
Helaas was de vreugde van korte duur, Twee maanden later, op 15 oktober 1943, moesten zij opnieuw het dorp verlaten. Nu kwamen zij in Velsen-Noord terecht in een woning die ook al gedwongen verlaten was door de oorspronkelijke bewoners. Op deze plaats is vele jaren later het Cultureel Centrum "De Schouw" gebouwd.
Erg veilig woonden zij niet in de onmiddelijke nabijheid van de PEN-centrale en de Hoogovens. Bij enkele van de talrijke bombardementen van deze industrie sneuvelden de ruiten van de woning. Toch woonden zij daar redelijk naar hun zin. Dit kwam vooral omdat de hele buurt bewoond werd door evacués uit Wijk aan Zee. Zij bleven daar wonen tot september 1944.
Op dinsdag 5 september 1944 (Dolle Dinsdag) kwamen er geruchten over een snelle bevrijding van Nederland door de Geallieerden. In de daarop volgende dagen namen deze geruchten een steeds grotere omvang aan. Alle collaborateurs die heulden met de Duitse bezetters vluchtten hals over kop het land uit. Onder deze omstandigheden kwam plotseling het bevel om binnen 48 uur Velsen te verlaten. In tegenstelling tot de beide vorige keren werd nu ook geen andere woning toegewezen. Ook vervoer was niet beschikbaar.
Op 22 september verlieten zij hun woning met alleen een tafel, een paar stoelen en wat beddengoed op een handkar geladen. Enkele andere noodzakelijke zaken werden op fietsen gepakt. Zo gingen zij lopend een onbekende bestemming tegemoet. Het was de bedoeling om in Castricum of Krommenie onderdak te zoeken.
De tocht ging via de Breestraat in Beverwijk. Daar werd Willem geattendeerd op een hulppost in het gebouw van de Groenteveiling (Later C&A). Tot zijn grote vreugde kreeg hij daar een leeggekomen woning aan de Hoflanderweg toegewezen. Op dit adres verbleven zij tijdens de daaropvolgende hongerwinter tot aan de bevrijding. Vermagerd, maar overgelukkig mochten zij op 8 juni 1945 naar hun eigen, leeggeroofde en zwaar beschadigde woning terug keren.
Na de oorlog brak de tijd van de wederopbouw aan. Een groot deel van Nederland lag in puin. Er was volop werk, sociale wetten en fondsen werden ingesteld en de welvaart nam snel toe.