Hoe woonden onze voorouders?
De huizen waren, ondanks de vaak grote gezinnen met 6 tot wel 10 of meer kinderen, veel kleiner dan in de 21e eeuw. Slaapkamers met 3 of 4 kinderen waren beslist geen uitzondering. In oudere huizen waren nog z.g. bedsteden aanwezig. De woonkamer was eenvoudig ingericht met uitsluitend de meest noodzakelijke meubels. Behalve een tafel en een aantal stoelen waren er één of meer kasten, een kachel (CV was in een gewone burger- of arbeiderswoning ondenkbaar), en een olielamp voor de verlichting. Verder misschien nog een houten bankje of krukje en een stoof tegen koude voeten.
In de keuken was een aanrecht of tafel en wat potten en pannen. Om te koken waren er meestal enkele petroleumstellen. Het water moest uit een put of pomp gehaald worden. Deze bevonden zich meestal buiten achter de woning. Pas na 1920 werd begonnen met de aanleg van een waterleidingnet.
Om in de behoefte aan warm water te voorzien stond er vrijwel altijd een ketel met water op de kachel in de huiskamer. Vaak was dit een z.g. zakketel . Het onderste deel hiervan paste precies IN de kachel, zodat de warmte optimaal benut werd.
Een douche in een woning was een onbekend iets. In de steden waren wel badhuizen waar gedoucht kon worden, maar in kleine dorpen zoals Wijk aan Zee was deze luxe niet aanwezig. 1 x per week, op zaterdag, gingen alle gezinsleden in de teil met warm water met groene (zachte) zeep. In de loop der jaren is er ook op dit gebied gelukkig veel verbeterd.
Voor de sanitaire behoeften was er een apart hokje buiten gebouwd. Hierin bevond zich een soort houten bank met een rond gat in het midden, dat met een deksel kon worden afgesloten. Onder dat gat stond een emmer of ton, die regelmatig geleegd moest worden. In waterrijke gebieden bouwde men dit gewoon boven een sloot, waardoor het legen van de ton niet nodig was!
Elektriciteit, gas en waterleiding werden geleidelijk aan ingevoerd, waardoor de kans op besmettelijke ziektes zoals tyfus en cholera aanzienlijk afnam. Een WC met waterspoeling kon toen ook aangelegd worden, ofschoon alle afvoerwater in z.g. beerputten moest worden opgevangen, omdat er nog geen riolering was aangelegd. Dit gebeurde pas in de jaren 60 van de 20e eeuw. Tot zolang moesten de beerputten regelmatig geleegd worden met speciale tankauto`s.